Psalmen

1. De inhoud van het Psalmboek

Het boek der Psalmen is een verzameling van gebeden, gedichten en liederen

waarin de gelovigen van het Oude Testament zich richtten tot God met aanbidding

en lofprijzing.

In de Bijbel openbaart God zich aan de mens. In de psalmen horen we echter ook de echo die de stem van God oproept in het mensenhart:  de mens antwoordt zijn Schepper.

Hij geeft uitdrukking aan zijn geloof, zijn dankbaarheid, zijn aanbidding, zijn verdriet,           zijn rouw en zijn gebed. 

Het woord “psalm” komt van het Griekse woord “psalmos” .

De letterlijke betekenis van dit woord is: “spreekgezang met snaarbegeleiding”

Boven 57 psalmen staat ook het woord “psalm” vermeld,  dit heeft hier

dan ook dezelfde betekenis.

Het Hebreeuwse woord is “Mizmoor”  wat met het tokkelen van de snaren verband houdt.

Een  ouder Hebreeuwse naam voor de psalmen is  “boek der lofzangen“ ( Sefer Tehillim)

wat ook een goede verzamelnaam is,  daar alle psalmen zich met Gods grootheid

bezighouden, en dus lofzangen genoemd kunnen worden.

Vermoedelijk is echter de oudste naam wel geweest:  “het boek der gebeden”.

Dit omdat dit boven meerdere psalmen staat vermeld. Zie bijvoorbeeld Psalm 17, 86 en 90.

Voor deze verzamelnaam is ook wat te zeggen, daar het wezen van het gebed toch is

het zien op God en het zich richten tot Hem.

Zo kunnen dus ook alle psalmen gebeden worden genoemd.

 

2. Auteurs, ontstaansgeschiedenis en indeling

In het psalmboek worden zes schrijvers bij name genoemd:

David  (73 psalmen)

Mozes (1 psalm)

Salomo  (2 psalmen)

Asaf   (7 psalmen, vijf psalmen zijn van nakomelingen van Asaf,  deze psalmen kwamen uiteindelijk op de naam van Asaf te staan. )

Zonen van Korach (11 psalmen)  Een hiervan wordt  aan Heman toegeschreven (Psalm 88) 

Ethan 1 psalm.

 

Oorspronkelijk bestond het psalmboek uit 5 afzonderlijke boekrollen:

1.  Het eerste boek bevat 41 psalmen, voornamelijk toegeschreven aan David,

     met uitzondering van Psalm 1,2,10 en 33.

 2. Het tweede boek bevat 31 psalmen  ( psalm 42–72).

     waarvan er 18 aan David worden toegeschreven en 1 aan Salomo.

     De overige zijn anoniem.

3.  Het derde boek bevat slechts 17 psalmen  (psalm 73–89).

4.  Het vierde boek bevat eveneens 17 psalmen (psalm 90 -106).

     Psalm 90 wordt aan Mozes toegeschreven.

5.  Het vijfde boek bevat de overige psalmen (psalm 107-150). 

Van 15 hiervan is  David de vermoedelijke auteur.

Psalm 127 wordt aan Salomo toegerekend.

Psalm 1 is een later toegevoegde inleiding van het eerste boek.

Het vijfde boek sluit af met psalm 150, en deze psalm is tevens de afsluiting

van het gehele psalmboek.

Elk boek eindigt met een lofzang op God: “Geloofd zij de Heere de Heere in  eeuwigheid”

en eindigt met:  “Amen ja Amen”!  ,  of met  “Amen, Hallelujah”! 

Alleen het laatste deel (psalm 150) eindigt  met:  Alles wat adem heeft, love den Heere ! Hallelujah !

Als andere vermoedelijke schrijvers worden ook wel genoemd:

Jeremia, Haggaï en Zacharia en anderen.

Zo omspant het ontstaan van het Psalmboek meerdere eeuwen, vanaf de uittocht

uit Egypte ( Mozes, psalm 90 )  tot in de tijd na de babylonische ballingschap.

De psalmen zijn in te delen in de volgende genres:

1.  Leergedichten:  Psalm 1, 49, 73, 78 en 119.

     Deze hebben een educatieve strekking,  betreft wijsheidsliteratuur.

2.  Koningspsalmen:  o.a. Psalm 2, 18, 20,21,45,72 en 110

     Hierin wordt God als koning geprezen en wordt ook geprofeteerd van het

     toekomstige koningschap van Christus.

3.  Boetepsalmen: uitingen van schuldbesef:  o.a.  psalm 6, 32,38,51 102,130 en 143

4.  Dankpsalmen: dank voor Gods zegen (psalm 65), de redding van het volk (66),

     het gewas (67), Gods hulp (116)

5.  Klaagzangen: gemeenschappelijke en individuele:  o.a. psalm  17,22,31,42,60 74 en 80

6.  Lofpsalmen (hymnen):   o.a.  psalm 8,19,46,100,103,104 en 150.                                            

7.  Bedevaartsliederen:  Psalmen, beginnend met:  Een lied Hamaäloth (Psalm 120-134)

 

3. Gebruik van de psalmen in de oudtestamentische eredienst

Over het gebruik  van de Psalmen in de oude tijd is weinig met zekerheid bekend.

Het enige wat we hierover weten is wat de Bijbel ons hierover vertelt.

Wij lezen in 1 Kronieken 16 dat David sommigen uit de Levieten aanstelt tot de dienst

van de ark,  om de Heere, de God Israëls te loven en te prijzen.

Het muzikale leider hiervan was Asaf.  Men leest hier dat God geprezen werd met luiten,

harpen en cimbalen,  alsook met trompetten die door de priesters werden bespeeld.

In 1 Kronieken 25 lezen we over de telling en indeling van de tempelzangers,  hier worden

de genoemd de kinderen van Asaf, van Heman en Jeduthun.

Uit 1 Kron. 6 vanaf vers 31 blijkt dat de Korachieten ook tot de zangers behoren.  

De kinderen van Korach zijn namelijk niet omgekomen bij de opstand van hun vader en

hebben zich dus kennelijk van hem afgescheiden.

Wij vinden dit terug bij veel psalmen die als opschrift hebben:

Een psalm voor de opperzangmeester,  voor de kinderen van Korach.

In andere psalmen wordt de dichter bij name genoemd, meestal David, maar ook

Asaf, Heman en Ethan.

In veel psalmen komen wij in de opschriften allerlei aanwijzingen tegen die betrekking

hebben op de muzikale uitvoering.

De betekenis  hiervan is vandaag de dag niet altijd duidelijk.

De statenvertalers hebben veel van deze opschriften dan ook onvertaald gelaten,

de vertalers van de NBG hebben geprobeerd ze te vertalen.

Zo staat in psalm 4,54,55,67,76  op neginoth, wat in de nieuwe vertaling is weergegeven met: ‘bij snarenspel’  Psalm 5 heeft ‘ op nechiloth’  ofwel  ‘bij fluitspel’

Daarmee werd voor de koorleider aangegeven welke muzikale begeleiding

hij moest kiezen.

In psalm 6 en 12 staat:  op de Scheminîth,  dit is vertaald met:  ‘op de wijze van de achtste’

Dat zou dan een verwijzing zijn naar een ander lied, dat als  “ de achtste”  bekend stond.

In psalm 7 komen we de uitdrukking  ‘schiggajon’ tegen,  wat ‘klaaglied’ betekent.

Zo zijn de andere uitdrukkingen  zoals  bijvoorbeeld  “ op de Gittith”  (psalm 8,81,84),

“op  Mûth-labben”  (psalm 9)   “Aijeleth- hassachachar”  (psalm 22),

 “Schoschannim” (psalm 45,69,80)  allen verwijzingen naar toenmalige bestaande liederen. 

Verder vinden we psalmen met het opschrift:  “een lied Hammaäloth” ,  (psalm 120-134);

dit zijn bedevaartsliederen,  deze liederen werden door het volk Israël gezongen

wanneer het volk naar Jeruzalem optrok om de feesten te vieren.

Tenslotte nog het woord ‘Sela’  dit komt voor in 39 psalmen.

Dit is waarschijnlijk een muziekterm en zou “tussenspel” betekenen.

Veelal wordt het echter opgevat als een rustteken.  Maar ook dit is onzeker.

 

4.  De boodschap van de psalmen voor de christen van vandaag

Wanneer we nadenken hoe we de psalmen goed moeten lezen en zingen in het geheel van

de Bijbel, dan ontdekken we dat we in de psalmen drie niveaus kunnen onderscheiden:

Ten eerste spreekt de psalm over de tijd van het Oude Testament, de tijd dat de psalm

gedicht is.

David heeft veel psalmen gemaakt die gaan over situaties die hij heeft meegemaakt.

De bijbel laat ons echter iedere keer weer zien dat de psalmen niet alleen

liederen zijn voor de dichters van toen.

Het zijn liederen voor de kerk van alle eeuwen.

Het zijn liederen die gaan over Christus.

Ten tweede kan men dan ook bij het lezen van de psalmen de vraag te stellen wat de

psalm zegt over Christus.

En ten derde:  wat zegt de psalm nu tot ons vanuit het geloof zoals wij dat zelf beleven.

In de psalmen spreken Gods kinderen.

Luther zei eens: In de Psalmen zie je Gods kinderen in het hart.

Ze zingen over hun vreugde en ze klagen over hun verdriet,  kort samengevat:

heel het geestelijke leven zoals een wedergeboren christen dat kent komt in de psalmen

aan de orde.

De psalmen laten het kloppend hart zien van Gods omgang met de mens en van

de menselijke omgang met God.

We vinden hierin de hoogte en dieptepunten van het geloofsleven.

Een duidelijk voorbeeld hiervan vinden we in psalm 42.

Hier lezen we in vers 3 en 4:  ‘Mijn ziel dorst naar God , naar de levende God,

wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen ?

Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht omdat zij de hele dag tot mij zeggen:

Waar is uw God ?

Deze psalm eindigt echter met:  ‘Wat buigt u zich neer, o mijn ziel en wat

bent u onrustig  in mij ?

Hoop op God, want ik zal Hem nog loven;  Hij is de volkomen verlossing van mijn

aangezicht, en mijn God.’