HET BIJBELBOEK ZACHARIA
De persoon
Zacharia betekent: de HEERE gedenkt. Het is een heel
gebruikelijke naam bij de Hebreeërs. In het oude testament waren er
al meerdere met de naam Zacharia. Hij was de
zoon van Berekja en de kleinzoon van Iddo (Ezra 5:1 en 6:14). Iddo
was hoofd van een priesterfamilie; hij keerde terug uit Babylon
met Jozua, de hogepriester en bekleedde zolang
hij leefde het ambt van priester (Neh.
12:4,16). Zijn kleinzoon is wellicht in de ballingschap geboren en is mee
terug gekeerd naar Jeruzalem en werd hij Iddo’s
opvolger in de tijd van Jojakim, zoon van Jesua (Neh.12: 10,12 en 16).
Auteurschap
Het boek Zacharia bevat twee delen: hst. 1 t/m 8 en
hst. 9 t/m 14. Er is weinig reden om aan te nemen dat de genoemde Zacharia niet de schrijver van het eerste deel zou
zijn. Bij het tweede deel ligt het heel anders: dit deel verschilt
aanzienlijk van het eerste en bevat nauwelijks aanwijzingen over de
herkomst en datering van de teksten. Het lijkt erop dat het tweede deel
niet van Zacharia afkomstig is, maar van iemand
anders door de andere schrijfstijl.
Het is ook mogelijk dat het tweede deel een verzameling van fragmenten van
uiteenlopende herkomst en perioden is. Men spreekt in dit verband ook wel
over Deuterozacharia.
Datering
Het eerst deel van het boek (hst. 1t/m 8) bevat een
drietal tijdsaanduidingen (hst. 1:1-6; hst.1:7-hst. 6:15; hst. 7) die de
beschreven gebeurtenissen plaatsen in het tweede t/m vierde jaar van de
regering van Perzische koning Darius 1. Darius regeerde van 521 tot 486 v. Christus, ongeveer
16 jaar na de terugkeer van de eerste groep ballingen uit Babel.
Zacharia was een tijdgenoot van Haggai
(Ezra 5:1) met wiens boodschap Zacharias
boodschap veel overeenkomsten heeft.
De datering van het tweede deel is lastiger, want in dit deel komen geen
tijdsaanduidingen voor en wordt er ook niet verwezen naar de herbouw van
de tempel. Ook het karakter van de tekst is anders. Sommigen zijn van
mening dat dit gedeelte toch ook door de profeet Zacharia
is geschreven. De profeet is gedesillusioneerd omdat zijn optreden niet het
gewenste resultaat heeft opgeleverd en een geestelijke opleving onder het volk
bleef uit. De profeet treedt terug en vele jaren later wordt de profeet weer
actief door opnieuw te profeteren. Het zouden dan deze latere profetieën
zijn die we terug vinden in het tweede deel van het boek.
Zacharia wordt ook wel de Jesaja
van na de ballingschap genoemd en zijn profetieën zijn de laatste
openbaring van het Oude Testament. Net als Haggai
heeft Zacharia geprofeteerd in het land Israël
en ziet verder dan die tijd en opent een perspectief dat ook nu nog toekomstig
is; namelijk de wederkomst van Christus. Zij riepen het volk op om de herbouw
van de tempel ter hand te nemen.
Zacharia wijst zijn tijdgenoten op morele misstanden
onder hen, wat betreft hun onderlinge verhouding en hun verhouding tot God.
Lees Hag.1: 12-4. Haggai en Zacharia werden gezonden door de Heere
om het volk aan te sporen zich te bekeren van dat zoeken naar eigen voordeel en
de Heere werkelijk te gaan dienen. En dit dan te
bewijzen door werk te maken van de herbouw van de tempel. Zacharai
krijgt daartoe een aantal nachtgezichten. In het derde gezicht valt de nadruk
op wat God doet en in het vierde gezicht vinden we de aanduiding voor de Zoon
als Spruit en in het vijfde gezicht wordt de aandacht gevestigd op het werk van
de Geest.
En het Woord des Heeren kwam tot mij: de handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest en zijn handen
zullen dit ook voltooien. En gij zult weten dat de Heere
der heerscharen mij tot u gezonden heeft. Want wie veracht de dag der kleine
dingen?
In het vijfde nachtgezicht ziet hij een prachtige, gouden kandelaar met 7
lampen, met aan weerzijden 2 olijfbomen voor de olie. Dit beeld is voor Zacharia niet onbekend, want in de tabernakel, het centrum
van de eredienst stond een dergelijke kandelaar (Ex. 37: 17-24). Toch begrijpt Zacharia niet alles wat hij ziet, want waartoe dienen die
twee olijfbomen die hij ziet? Aan de engel die als uitlegger optreedt, vraagt
hij dan ook: wat betekent dit mijn heer? Het antwoord klinkt krachtig; Zerubbabel, de landvoogd moet weten: niet door kracht, noch
door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden. De Heere
bouwt het huis en als Hij dat niet doet, dan zwoegen de bouwlieden tevergeefs (Ps 127:1).
In Gods Koninkrijk geldt: bidden en werken.
Zerubbabel zal de tempelbouw voltooien. Hij zal de
gevelsteen plaatsen (hst. 5:7) die aan de hogepriester Jozua
was toevertrouwd (hst 3:9). Dan staat de tempel onder de hoede van de Heere die immers alles ziet en beheerst wat op de ganse
aarde gebeurt (hst. 4:10b). Zerubbabel zal zichtbaar
de gevelsteen aanbrengen waarbij het volk in luid gejubel zal uitbarsten en het
heil aan Hem zal laten klinken. Dat heil komt uiteindelijk God toe die ondanks
alle tegenstand het werk tot een goed einde zal brengen.
Er is een gezonde slaap waarvan we mogen genieten, maar er is ook een
ongezonde geestelijke slaap, zoals bedoeld wordt in Ef.
5:14: ‘Ontwaakt u die slaapt, en sta op uit de doden en Christus
zal over u lichten’.
Er is een verband met het vorige gezicht en dat valt op. Daar zag Zacharia in Jozua de hogepriester
het herstel van het priesterschap, maar wat is een hogepriester en een
priestervolk zonder tempeldienst? Welnu: hier zien we een van de attributen van
de tempeldienst. In dit gezicht ziet hij in dat visioen een prachtige, gouden
kandelaar met 7 lampen met aan weerzijden 2 olijfbomen voor de olie. Dit beeld
is voor Zacharia niet onbekend, want in de
tabernakel, het centrum van de eredienst stond een dergelijke kandelaar. (Ex.
37: 17-24) Het getal 7 ziet op de volheid, vaak in de zin van volkomenheid.
De Heere bouwt het huis en als Hij dat niet doet, dan
zwoegen de bouwlieden tevergeefs (Ps. 127:1). Of ook wel het gezegd: aan des Heeren zegen is alles gelegen en wij mogen als gelovigen
erop vertrouwen dat de Heer in al ons werk wil zegenen wat wij voor de Heer doen.
Zo kunnen ook wij nu dienen als priesters in de tabernakel die nu gevormd wordt
door de gemeente. In de tweede plaats spreekt de kandelaar van de gemeente die
met Christus verbonden is en Zijn Licht verspreidt. Dit blijkt evident uit Openb. 1: 20 waar Johannes van de 7 kandelaren te horen
krijgt dat ze de 7 gemeenten voorstellen. De gemeente heeft de taak om het
licht van Christus te verspreiden.
Olie is het beeld van de Heilige Geest. Dat olie een beeld is van de heilige
Geest kunnen we afleiden uit o.a. 1 Sam.10:1 en 16:13; Jes. 61:1; Mk. 6:1; hst. 4:27 en 10:38 en 2 Kor. 1: 21. Dit kan ook
afgeleid worden uit de woorden gericht aan Zerubbabel
dat hij niet op eigen kracht maar op de kracht van de heilige Geest moet
vertrouwen. De olie stelt de Geest voor die in ons stroomt of wel uit Hem
stroomt in ons.
Het doel van het bijbelboek Zacharia.
We hebben een blik in de toekomst mogen zien door het lezen van het boek, maar
ook een blik in het verleden. Want al een deel van de voorzeggingen zijn al in
vervulling gegaan, zoals de terugkeer van het volk Israël naar het
Beloofde land. Hieruit blijkt hoe betrouwbaar Gods woorden en profetieën
zijn. Door de bestudering van de profetieën die reeds in vervulling zijn gegaan,
kunnen we wellicht de nog onvervulde profetieën beter leren kennen.
De Ik Ben wil ons Zijn plan met Zijn schepping laten zien. Als een Trouwe
Vriend deelt Hij ons iets mee over het rijk van Jezus Christus wat komt.
Het zal alle andere rijken vernietigen en er zal niets van overblijven. Denk
aan de uitleg van de droom van koning Nebukadnesar
welke Daniel uitlegde (Daniel 2:44). De Steen uit de hemel trof het beeld op zijn
voeten. En daarmee stortte het beeld, wat symbolisch staat voor alle wereldrijken,
ineen.
Met de gegevens uit het bijbelboek Zacharia kunnen we beter de profetieën uit de
Openbaring beter begrijpen. Zo zien we in Zacharia 11:3
en 4 twee getuigen op het toneel verschijnen. Er wordt bijgezegd wie die
getuigen zijn en vormen een dubbel beeld. Het zijn twee: de twee olijfbomen en
de twee kandelaren die voor Gods aangezicht staan. Dit komt toch overeen met Zacharia 4, waar we lezen over een gouden kandelaar met 7
lampen en die kandelaar ontving olie van twee olijfbomen via twee gouden buizen.
Twee olijftakken waren de oliegevers en het waren de twee profeten van de
zalfolie die bij de Heer van de hele aarde staan. Haggai
en Zacharia (olijftakken) gaven het Woord van God door
aan Zijn Gemeente of Kerk. Zij spoorden het volk Israël aan om de tempel
te herbouwen.
Als twee personen kunnen we ook Jozua en Zacharia of Zerubbabel onder
verstaan en in twee verschillende functies; de een als priester en de ander als
koning. De twee functies zijn niet in een persoon verenigd, maar beide zullen
samenwerken.
In hoofdstuk 6 wordt gesteld dat beide ambten wel in een persoon verenigd
zullen worden. Deze is namelijk de Heere Jezus
Christus, de Spruit die God zal verwekken.
In de tijd na de ballingschap zie je dat de twee gezalfden Jozua
en Zerubbabel in harmonie samen optrekken tot eer van
God en tot zegen van het volk. De kandelaar stelt een gemeente van God voor
want denk ook aan de 7 kandelaren van de 7 gemeenten (Openb.
1:20). Een kandelaar stelt de ene gemeente Israël voor en maakt plaats
voor andere gemeenten. Dit wil niet zeggen dat de gemeente Israël heeft afgedaan.
Zeker niet, want lees maar (Rom. 11: 23 en 24). God is immers bij machte om de
weggebroken ijdele takken opnieuw te enten op de stam van de Edele Olijf met
als wortel, die Christus Zelf is. De getuigen zijn ook de twee kandelaren. Die
gemeenten zullen elk als gehele gemeente getuigen. Het zijn niet alleen de
woordverkondigers maar ook alle leden van de Kerk zullen een getuigenis hebben.
De twee profeten die Gods profetisch woord hebben uitgesproken en dus ook de
Kerk heeft een getuigenis. Lees ook Mattheüs
25:29. Lees de Bijbel en handel naar het Woord van de Eeuwige, dan zul je
groeien en onze Goede Vader beter leren kennen.
De Bijbel zegt dat God je vriend wil zijn en Hij is goed. Lees bijvoorbeeld Ex.
33:11 en 2; Kron. 20:7; Jes. 41:8 en Jac. 2:23.
Zo sprak Jezus zelf in gelijkenissen om het geheim van zijn
Koninkrijk bekend te maken aan de gelovigen, die er echt interesse in hebben (Matth.13:10-17,34
en 35). Bij de twee olijfbomen die verwijzen naar Openb.11 is het opmerkelijk dat
de twee getuigen optreden in de kracht van Mozes en Elia.
Daarin zie je ook koningschap en priesterschap samengaan. Mozes heet namelijk
koning in Jeschurun (Deut. 33: 5), hoewel hij ook de
functie van profeet vervult en Elia in de eerste
plaats rofeet is en treedt op de Karmel
op als profeet van God. In Christus zijn de twee ambten Koningschap (macht) en
Priesterschap (genade) verenigd en laten ze een volmaakt licht schijnen als Hij
Zijn Heerschappij onder Israël uitoefent. Daarbij komt ook nog dat Jezus
ook profeet is. We mogen als gelovigen doorgaan en hard werken en veel bidden
om de vervulling van Gods beloften.
Daniel bad op grond van de profetieën om de terugkeer van Gods volk uit de
ballingschap en werd verhoord ( Jer. 11b en 12 en 29:10 en Dan.9: 1-20). Namelijk
door gebed en bekering wijzigt de Heere God Zijn plannen
(Amos 7:1-9). Zo mocht Abraham bidden voor de goddeloze
stad Sodom (Gen. 18:16-33) en door het gelovig gebed
van Hiskia kwam de profetie dat hij spoedig zou sterven,
niet uit. Zijn leven werd met 15 jaar verlengd. (Jes.38:1-8). Toen de stad Nineve zich bekeerde, kwam de profetie van Jona niet uit want De El Sjhadai
spaarde de stad (Jona 3:10). Want een gebed van een
rechtvaardige vermag veel. Daarom mogen we bidden voor het volk Israël en
de komst van Jezus Christus, terwijl we wakende zijn. De tekenen der tijden
moeten we in de gaten houden en het werk van God moet doorgaan. Wanneer
Christus terugkomt in een oogwake, moet Hij ons aantreffen in ons werk of
eigenlijk Zijn Werk.
Wij zijn meer dan overwinnaars zegt Paulus in een van zijn brieven. En biddend en werkend mogen we meestrijden naar de overwinning die al door Jezus de Nazerener (Gods Zoon) is behaald. We zijn dus niet de onwetende schare, maar de medestrijders van God, die ons ook verlost heeft. De poorten van de hel zullen nooit de Gemeente van God en Christus overweldigen, als we elkaar aan moedigen en versterken in de Liefde van Jezus, het Lam Gods. Paulus spreekt van een wedloop, die we alleen goed volbrengen als we winnen. En de Vader zal ons beschermen en kracht geven, want Wie voor mij is, wie zal dan tegen mij zijn? De hedendaagse verdrukking en kwelling wegen niet op tegen de heerlijkheid die ons geopenbaard wordt in de Eeuwige Toekomst voor ons weggelegd.
In hoofdstuk 14 van het bijbelboek Zacharia lezen over de verschijning of wederkomst van
de Heere Jezus Christus en Zijn Koninkrijk. Met dit
hoofdstuk komt de profetie van Zacharia tot een climax.Er worden een hoeveelheid verbijsterende
gebeurtenissen opgevoerd die allen van eschatologische aard zijn. Niet ten
onrechte wordt dit deel van Zacharia ‘de kleine
openbaringen’ genoemd, want er zijn opvallende parallellen. In Hand. 1:11
staat geschreven: deze Jezus die van u opgenomen is in de hemel, zal aldus
komen, gelijkerwijs gij hem naar de hemel hebt zien
henen gaan. De verschijning zal dus binnen zichtsafstand
van Jeruzalem zijn. Locatie moet het westen van de berg zijn. Dat is wellicht
het hof van Gethsemane, want die is daar gelegen. In Zach. 12:10b komt dan de profetie letterlijk uit: zij
zullen Hem aanschouwen die zij doorstoken hebben. De ballingen van vers 2
zullen in de kloof vluchten, die ontstaan is door het splijten van de olijfberg
in twee delen. Vanuit het oosten tot aan het westen zal een grote kloof
ontstaan en de ene helft zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts.
De olijfberg wordt al in 2 Kron. 3:1 genoemd
als een plaats voor aanbidding. Ezech. 11:23
noemt het de plaats waar de Heerlijkheid des Heeren (sjechina) rust en sommige rabbijnen denken dat dit de
plaats voor de laatste nog te bouwen tempel wordt. Jezus kwam vaak op
de olijfberg en daar begon Zijn optocht op psalmzondag (Matth. 21:1 en
Luk. 21: 37 en Joh. 8:1). Ook de gebedsstrijd vond plaats op de Olijfberg
(Matth. 26:30) en in Matth. 24:3 werd de rede van de laatste dingen daar
uitgesproken. En als laatste de Hemelvaart; ook die vond daar plaats
(Hand. 1:2).In Ezech. 47: 1 t/m 12 wordt
gedetailleerd over een van de twee stromen gesproken. De profeet schetst
het volgende beeld: